Het ontstaan van aikido in historisch perspectief
Deel 1: Zwarte schepen
Snelmenu
Het verhaal over ontstaan van aikido weerspiegelt in belangrijke mate de geschiedenis van het moderne Japan. En die geschiedenis begint in 1854, op 31 maart om precies te zijn, bij het verschijnen van de Amerikaanse “Zwarte Schepen” voor de Japanse kusten.
Op dat ogenblik wordt het land bestuurd door de Shogun, de generaal van de samoerai , een krijgerskaste. De samoerai stammen af van krijgers van plaatselijke clans, “gewoon volk” en niet van adel, en werden ooit door een vroegere keizer gerekruteerd ter bescherming tegen binnen- en buitenlandse vijanden. Het bewind van de Shogun wordt gelegitimeerd door een formele opdracht van de Keizer, die op zijn beurt slechts in titel regeert en zijn eigen “leger” van “gewone soldaten” ontbonden heeft.
Dat was op dat ogenblik al duizend jaar zo, sinds het bewind van Keizer Kammu (736 – 806). Mits kleine onderbrekingen tenminste, waarvan de Gempei-oorlog (1185), tussen de twee belangrijkste rivaliserende clans, de samoerai-ideologie vorm gaf en het begin vormde van het Kamukura-shogunaat van de Minamoto’s. Daarna volgde de "Ashikaga periode", een periode waarin de shoguns hun greep op de macht in de 15 de eeuw geleidelijk verloren en welke uitmondde in de tijd van “De Strijdende Staten”. Toen bekampten verschillende samoerai-clans elkaar ondermeer omwille van een veranderd erfrecht waarbij, naar het voorbeeld van het erfrecht van de keizerlijk aristocratie, alles naar de eerstgeborene ging. De Tokugawa’s (de laatste dynastie van shogun’s) wonnen uiteindelijk deze strijd onder meer dankzij het gebruik van Westerse vuurwapens, waar hun tegenstanders weigerden deze nieuwe methoden te gebruiken. Maar de verslagen clans (eerst de Takeda’s , later de Toyotomi, Satsuma en Chosu) zouden de nederlaag bij deze beroemde “slag van Sekigahara” (1600) niet vergeten, en elke shogun moest hen voortdurend in de gaten houden. Niettemin sloten de Tokugawa’s het land voor bijna alle buitenlandse handel en invloed, zodat zij de enige waren die de resterende contacten controleerden, wat hen overigens aanzienlijk verrijkte.
Wanneer de “Zwarte Schepen” daar liggen en de Amerikanen contact opnemen met de Japanse bestuurders, beseft de Shogun dat het openstellen van de grenzen onvermijdelijk wordt. De technische voorsprong van de Westerlingen is te groot. Hij besluit toe te geven maar tegelijk te moderniseren, dit zeer tegen de zin van de samoerai van de Satsuma en de Chosu-clans, de vroegere vijanden van de Shogun, én van de Keizer. De Satsuma-strijdkreet “Sonno-joi” (“Leve de Keizer en weg met de barbaren !!”) weerklinkt overal en behalve de Aizu-clan komen de samoerai in opstand tegen de modernisering die de Tokugawa’s willen doorvoeren. Deze strijd tussen keizer en shogun, van de Satsuma en de Chosu tegen de Aizu, is de “Boshin”-oorlog van 1868. De Keizer en de anti-modernistische samoerai krijgen steun van de Amerikanen, de Shogun en de Aizu van de Fransen. De Tokugawa’s verliezen deze hevige strijd, de Keizer en de Satsuma winnen.
Meiji, de nieuwe keizer, schaft na deze Boshin-oorlog het shogunaat af, als “een kwade gewoonte uit het verleden”, maar herziet de “Weg met de barbaren”-politiek, de Sonno-joi, en besluit toch enigszins te moderniseren. Tot groot ongenoegen van ultra-conservatieve samoerai, die opnieuw in opstand komen. Dit conflict, de Satsuma-opstand, bereikt zijn hoogtepunt in 1877 bij de bloedige “slag van Shiroyama” waarbij de legendarische Satsuma-leider Saigo Takamori gedood wordt.
Na 23 jaar is de strijd gestreden, de Satsuma zijn overwonnen en de samoeraikaste wordt afgeschaft. Op aanraden van de Westerse diplomaten worden ze echter snel door de Keizer, Meiji, in eer hersteld, en de gesneuvelde Saigo Takamori wordt een ware volksheld. De drie krachtlijnen in de Japanse politiek zijn duidelijk: de hervormingsgezinden (onder meer de Aizu), de ultra-conservatieven (Satsuma en Chosu) en de Keizer, die na duizend jaar weer regeert.